De beelden van een angstig en wanhopig kijkende Henny Vrienten zijn iconisch

Van mijn ouders kreeg ik buttons, zweetbandjes en een echte Doe Maar agenda. Posters sierden mijn kamer en de platen werden gretig gedraaid. Ik weet nog precies waar de tik in de plaat zat en waar hij oversloeg. Ik zong alle teksten mee, hoewel ik geen idee had waar Henny Vrienten en Ernst Jansz over zongen. Maar ik zong mee.

1984: Doe Maar ging uit elkaar. De vrouwelijke helft van de Nederlandse tieners weende; de mannelijke helft was blij dat de wereld eindelijk weer ging draaien zonder massahysterie. Vrienten en co kregen het zwaar te verduren tijdens het hoogtepunt van de roem. Ze waren over het paard getild, zaten volop aan de drugs en hadden geen oog voor hun fans. Dat ze zelf besloten de stekker uit de op hol geslagen trein te trekken, werd verdraaid tot overspannen bandleden die niet met de roem om konden gaan.

De aandacht voor Doe Maar in de media holde achteruit en het groen-roze tijdperk werd definitief afgesloten. Ook mijn Doe Maar spullen verdwenen in dozen om jarenlang in afzondering te leven. Een jaar of zeven na het uiteenvallen van Doe Maar, kwam daar plotseling uit het niets een verzamel-CD ‘De Beste’. Het zorgde voor een kleine opleving en gaf mij, inmiddels ouder en iets wijzer, de gelegenheid de altijd meegezongen teksten eens beter te beluisteren. En daarmee ook de muziek. Ik sloeg achterover, vooral van hoe de meeste nummers van Doe Maar geniaal in elkaar blijken te zitten. Strakke ska- en reggae-ritmes, onnavolgbare baspartijen van eerst Piet Dekker en later Henny Vrienten, strak drumwerk van René van Collem en aanstekelijke piano rifjes van Ernst Jansz. Dal alles overgoten met een volle jus van meester percussionist Joost Belinfante. Ik ging de muziek opnieuw grijs draaien, dit maal vanaf CD en kan achteraf gezien de conclusie trekken dat ik toen ‘bewust’ fan van Doe Maar werd.

De verzameling kwam uit de dozen en werd vanaf begin jaren negentig uitgebreid met allerlei, vaak aftandse snuisterijen in fluoriserend groen-roze. Vooral op het gebied van muziek ging ik mijn verzameling uitbreiden met uitgaves van de band zelf, maar ook van de bandleden afzonderlijk. De verzameling is inmiddels uitgegroeid tot een serieuze hoek op de zolder bij mijn ouders. Zo serieus dat er al twee keer items uit mijn verzameling in exposities in het Noordbrabants Museum in Den Bosch te zien waren en een afgedragen zweetbandje zelfs de Volkskrant haalde. Overigens wel met plaatsvervangende schaamte van de verzamelaar zelf.

Terug naar begin jaren tachtig. De alsmaar groter en hysterischer wordende schare fans die de concerten van Doe Maar bezocht, zorgde voor twijfels bij de bandleden. De beelden van een angstig en wanhopig kijkende Henny Vrienten tijdens een concert waar het zoveelste meisjes flauwgevallen uit menigte werd getrokken, zijn iconisch en spreken boekdelen. De bandleden, zelf dertigers, vonden het welletjes. De mediastilte die werd ingevoerd in de hoop de gemoederen te bedaren, had niet de gewenste uitwerking: de hysterie werd er nog groter door. Dus kwam er een einde aan het meest unieke muziekfenomeen dat de Nederlandse popmuziek ooit heeft gekend, overigens met een nieuw studioalbum bijna op de planken. Het fragment waarop Harmen Siezen op 20 februari 1984 op het 8 uur journaal aankondigt dat de band besloten heeft ermee te stoppen staat nog in het geheugen gegrift van veel vrouwen, inmiddels veertigers en vijftigers.

De bandleden gingen ieder hun weg. Ernst Jansz bleek verdienstelijk schrijver en bekrachtigde zijn Indische afkomst met een aantal boeken en CD’s. Ook betuigde hij zijn liefde voor Bob Dylan en zette hij in een prachtig boek en op een prachtige plaat uiteen hoe zijn band CCC Inc aardde in het Brabantse Neerkant. Gitarist Jan Hendriks volgde Ernst Jansz als muzikant in ondermeer Rienne va Plus en in de band van Boudewijn de Groot. Momenteel is hij erg verdienstelijk als begeleider van zanger Jack Poels. René van Collem krabbelde op uit een zware depressie die hem, door overmatig drugsgebruik, uiteindelijk zelfs bijna het leven kostte. Hij schreef er een biografie over (Heroïne godverdomme) en verzorgt nu lezingen en workshops.

En dan Henny Vrienten. In mijn optiek een van de grootste muzikanten die Nederland ooit heeft voortgebracht. Voor Doe Maar probeerde hij onder vage pseudoniemen als Paul Santos en Ruby Carmichael een Engelstalige carrière op te bouwen, nadat hij lid was van beatgroepen als The Four Skemps en Les Cruches. Dat lukte niet en dus ging hij maar niemendalletjes schrijven in het levenslied- en carnavalsgenre. In Doe Maar kon hij zich muzikaal voor het eerst goed laten zien, hoewel de talloze composities die hij maakte voor verschillende films, musicals en tv-series pas echt laten zien hoe onderlegt en getalenteerd Vrienten is. Ook solo bracht hij nog werk uit net als in de gelegenheidsformaties Aardige Jongens (met Frank Boeijen en Henk Hofstede) en Vreemde Kostgangers (met Boudewijn de Groot en George Kooymans).

Naarmate Henny Vrienten ouder is geworden, wint ook zijn werk aan kracht. Het drieluik aan albums dat hij de afgelopen jaren heeft gemaakt (En toch, Alles is anders en Tussen de regels) bevat erg sterke nummers. Volgens Vrienten zelf is het zijn biografie en daar kan ik me wel in vinden. Wat mij betreft zou iedereen de nummers ‘Het uur tussen hond en wolf’ en ‘Lieske’ moeten luisteren. Zoek laatstgenoemde eens op op Youtube: kippenvel over hoe fragiel Vrienten over zijn dementerende moeder in het verzorgingshuis zingt…

Ik hoop oprecht dat Henny Vrienten nog lange tijd gegund is om nog meer kippenvel momenten achter te laten. Liefst met nieuw werk, maar anders op een podium met Doe Maar of in andere formaties. Het muzikantenleven is vergankelijk, zo bleek onlangs bij het noodgedwongen stoppen van George Kooymans, maar laten we in godsnaam hopen dat Henny Vrienten daar de komende jaren een uitzondering op vormt.